Foto's maken
Houd rekening met het volgende wanneer u een
foto maakt:
•
Gebruik beide handen om de camera stil te houden.
•
De kwaliteit van een digitaal gezoomde foto is lager
dan die van een niet-gezoomde foto.
•
Als u een poosje niet op een toets drukt, wordt de
batterijspaarstand geactiveerd. Druk op
om
door te gaan met het nemen van foto's.
Neem als volgt een foto:
1
Activeer de hoofdcamera
door de lenskap te openen
met behulp van de
activeringsschakelaar
voor de camera. Selecteer
Afbeeldingsmodus
in de
actieve werkbalk als de
camera zich in de
Videomodus
bevindt.
Camera
58
2
Druk de opnametoets half in om de focus op een
voorwerp vast te zetten (alleen hoofdcamera, niet
beschikbaar in close-up en panorama's). U ziet het
groene symbool voor de vergrendelde focus op het
scherm. Als de focusvergrendeling niet lukt, brandt het
rode focussymbool. Laat de opnametoets los en druk
deze nogmaals half in. U kunt ook foto's nemen zonder
de focus te vergrendelen.
3
Druk op de opnametoets van de hoofdcamera om
een foto te nemen. Houd het apparaat stil tot de foto
is opgeslagen.
Gebruik de zoomtoets van het apparaat als u wilt in-
of uitzoomen.
Navigeer met de bladertoets langs de actieve werkbalk
als u de instellingen voor belichting en kleur wilt wijzigen
voordat u een foto maakt. Zie ’Beeldinstellingen: kleur en
belichting’ op pag. 61. Het opslaan van een vastgelegde
afbeelding kan langer duren als u de instellingen voor
zoomen, belichting of kleur hebt gewijzigd.
Selecteer
Opties
>
Tweede camera gebr.
als u de camera
aan de voorkant wilt activeren.
Druk op
als u de camera geopend wilt houden op
de achtergrond en andere toepassingen wilt gebruiken.
Druk op de opnametoets als u wilt terugkeren naar
de camera.
Sluit de lenskap als u de hoofdcamera wilt sluiten.