Nokia N95 - Toegangspunten

background image

Toegangspunten

U ontvangt de instellingen voor een toegangspunt
mogelijk in een bericht van een serviceprovider.
Zie ‘Gegevens en instellingen’ op pag. 103. Sommige of
alle toegangspunten kunnen door de serviceprovider
vooraf zijn ingesteld voor het apparaat; het is wellicht niet
mogelijk deze instellingen te wijzigen of verwijderen of om
nieuwe instellingen toe te voegen.

geeft een beveiligd

toegangspunt aan.

geeft een toegangspunt voor packet-gegevens aan en
een WLAN-toegangspunt.

Tip! U kunt internettoegangspunten in een WLAN

maken met de WLAN-wizard. Zie ‘De WLAN-wizard’
op pag. 30.

Selecteer

Opties

>

Nieuw toegangspunt

als u een nieuw

toegangspunt wilt maken.

Selecteer

Opties

>

Bewerken

als u de instellingen van een

toegangspunt wilt bewerken. Volg de instructies van de
serviceprovider.

Naam verbinding

– Voer een beschrijvende naam in voor

de verbinding.

Drager gegevens

– Selecteer het type gegevensverbinding.

background image

Instellingen

146

Afhankelijk van de geselecteerde gegevensverbinding zijn
alleen bepaalde velden beschikbaar. Vul alle velden in die
zijn voorzien van een rood sterretje of de aanduiding

Te definiëren

. De overige velden hoeft u alleen in te vullen

als uw serviceprovider dat aangeeft.

Als u een gegevensverbinding wilt gebruiken, moet de
aanbieder van de netwerkdienst deze functie ondersteunen
en zo nodig activeren op de SIM-kaart.

Toegangspunten voor packet-gegevens

Volg de instructies van de serviceprovider.

Naam toegangspunt

– U krijgt de naam van het

toegangspunt van de serviceprovider.

Gebruikersnaam

– De gebruikersnaam kan nodig zijn

bij het maken van een gegevensverbinding en wordt
doorgaans verstrekt door de serviceprovider.

Vraag om wachtw.

– Selecteer

Ja

als u bij aanmelding op

de server telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren of
als u het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.

Wachtwoord

– Een wachtwoord kan nodig zijn bij het

maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans
verstrekt door de serviceprovider.

Verificatie

– Kies

Normaal

of

Beveiligd

.

Homepage

– Voer het webadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het
toegangspunt dat u instelt.

Selecteer

Opties

>

Geavanc. instell.

als u de volgende

instellingen wilt wijzigen:

Netwerktype

– Selecteer het type internetprotocol dat

u wilt gebruiken:

IPv4

of

IPv6

. De andere instellingen zijn

afhankelijk van het geselecteerde netwerktype.

IP-adres telefoon

(alleen voor IPv4) – Voer het IP-adres

van het apparaat in.

DNS-adres

– Voer in

Primair DNS-adres

het IP-adres van

de primaire DNS-server in. Voer in

Secundair DNS-adres

het IP-adres van de secundaire DNS-server in. Neem voor
deze adressen contact op met uw internetprovider.

Proxyserveradres

– Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer

– Voer het nummer van de

proxypoort in.

WLAN-toegangspunten

Volg de instructies van de serviceprovider van het WLAN.

WLAN-netwerknaam

– Kies

Handmat. opgeven

of

Netw.namen zken

. Als u een bestaand netwerk selecteert,

worden

WLAN-netwerkmodus

en

WLAN-beveil.modus

bepaald aan de hand van de instellingen van het
toegangspuntapparaat.

background image

Instellingen

147

Netwerkstatus

– Hiermee geeft u aan of de naam van het

netwerk wordt weergegeven.

WLAN-netwerkmodus

– Selecteer

Ad-hoc

als u een

ad-hocnetwerk wilt maken en apparaten rechtstreeks
gegevens moeten kunnen verzenden en ontvangen.
Een WLAN-toegangspunt is niet nodig. In een
ad-hocnetwerk moeten alle apparaten dezelfde

WLAN-netwerknaam

gebruiken.

WLAN-beveil.modus

– Selecteer de gebruikte codering:

WEP

,

802.1x

(niet voor ad-hocnetwerken) of

WPA/

WPA2

. Als u

Open netwerk

kiest, wordt geen codering

gebruikt. De coderingstypen WEP, 802.1x en WPA kunnen
alleen worden gebruikt als deze door het netwerk worden
ondersteund.

WLAN-beveil.instell.

– Voer de instellingen voor de

geselecteerde beveiligingsmodus in:

Beveiligingsinstellingen voor

WEP

:

WEP-sleutel in gebr.

– Selecteer het

WEP-sleutelnummer. U kunt maximaal vier
WEP-sleutels maken. Dezelfde instellingen moeten
worden ingevoerd op het apparaat voor het
WLAN-toegangspunt.

Verificatietype

– Selecteer

Open

of

Gedeeld

voor het

verificatietype tussen uw apparaat en het apparaat
voor het WLAN-toegangspunt.

Instell. WEP-sleutel

– Voer

WEP-codering

(lengte van de sleutel),

Indeling WEP-sleutel

(

ASCII

of

Hexadecimaal

) en

WEP-sleutel

(de WEP-sleutelgegevens in de geselecteerde
indeling) in.

Beveiligingsinstellingen voor

802.1x

en

WPA/WPA2

:

WPA/WPA2

– Hiermee selecteert

u de verificatiemethode:

EAP

als u een

EAP-invoegtoepassing (Extensible Authentication
Protocol) wilt gebruiken of

Vooraf ged. sleutel

als

u een wachtwoord wilt gebruiken. Leg de gewenste
instellingen vast:

Instell. EAP-plug-in

(alleen voor

EAP

) – Voer de

instellingen in overeenkomstig de instructies van de
serviceprovider.

Vooraf ged. sleutel

(alleen voor

Vooraf ged. sleutel

) –

Voer een wachtwoord in. Hetzelfde wachtwoord
moet worden ingevoerd op het apparaat voor het
WLAN-toegangspunt.

Alleen WPA2 (modus)

(alleen voor

WPA/WPA2

) –

Selecteer of TKIP (Temporal Key Integrity Protocol)
moet worden gebruikt.

Homepage

– Hiermee definieert u een homepage.

Selecteer

Opties

>

Geavanc. instell.

en maak een keuze uit

de volgende opties:

background image

Instellingen

148

IPv4-instellingen

:

IP-adres telefoon

(het IP-adres van

het apparaat),

Subnetmasker

(het IP-adres van het

subnet),

Standaardgateway

(de gateway) en

DNS-adres

.

Voer het IP-adres van de primaire en secundaire
DNS-server in. Neem voor deze adressen contact op met
uw internetprovider.

IPv6-instellingen

>

DNS-adres

– Selecteer

Automatisch

,

Standaard

of

Door gebr. gedef.

.

Ad-hoc kanaal

(alleen voor

Ad-hoc

) – Selecteer

Door

gebr. gedef.

als u handmatig een kanaalnummer (1-11)

wilt invoeren.

Proxyserveradres

– Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer

– Voer het nummer van de

proxypoort in.